Hoe moderne misverstanden het maatschappelijke cement aantasten, en hoe het toch weer goed kan komen

Gepubliceerd op 2 december 2024 om 20:49

Zoals het woord al aangeeft, is de samenleving een gezamenlijke onderneming waar we allemaal een rol in spelen. En we weten allemaal dat gezamenlijke activiteiten het beste lopen als er goed wordt samengewerkt – maar ook dat een soepele samenwerking niet vanzelf ontstaat. Iedereen moet mee willen doen, het moet duidelijk zijn wie wat doet en wanneer en soms ook hoe en waarmee – kortom er is iets van organisatie en afstemming nodig, afspraken en spelregels waar de deelnemers zich aan houden. Als een groep mensen op deze manier samenwerkt lopen dingen schijnbaar vanzelf en hebben ze vaak aan een half woord genoeg om een ander te begrijpen.

 

Wie tegenwoordig het nieuws en de sociale media volgt, ziet in de huidige samenleving een heel ander beeld. Woorden genoeg, maar mensen praten vaak langs elkaar heen en snappen niet waarom een ander de dingen niet op dezelfde manier zien als zijzelf. En al helemaal niet waarom anderen emotioneel reageren op hun rationele argumenten. Dit speelt al een aantal jaren en leidt tot een proces van polarisering waarbij standpunten steeds verder van elkaar verwijderd raken. Die ontwikkeling lijkt zichzelf te versterken waardoor de verschillen in opvattingen tussen mensen bijna onoverbrugbaar lijken en het maatschappelijk cement dat mensen bijeen houdt langzaam maar zeker verdwijnt.

 

Eén manier om te snappen hoe dit werkt is om een onderscheid te maken in hoe mensen tegen samenwerking aankijken. Uit wetenschappelijk onderzoek van Ernst Fehr en anderen komen vier soorten samenwerkers naar voren. Om te beginnen zijn er altruïsten: de mensen die meedoen aan een samenwerking zelfs als ze zelf geen aandeel van de opbrengst krijgen – als het maar om een doel gaat waar ze zelf helemaal achter staan. Dan zijn er de ‘eigenbemoeiers’ die best willen samenwerken, op voorwaarde dat ze voldoende ‘loon naar werken’ krijgen. De volgende soort kun je de ‘voorwaardelijke groepsgerichten’ noemen: ze staan open voor ruimhartige samenwerking als anderen ook hun steentje bijdragen. Tot slot zijn ook ‘sterke voorwaardelijke groepsgerichten’ die eveneens openstaan voor gezamenlijke actie, als mensen die op de één of andere manier nalatig zijn in de groep daarop worden aangesproken of zelfs gestraft.

 

Iedere soort samenwerker is dus gevoelig voor andere dingen, en daar zit een belangrijke bron van langs elkaar heen praten. Neem altruïst Jan die enorm gedreven is om tot een gezamenlijke actie te komen omdat hij in de klimaatverandering een groot gevaar voor de mensheid ziet. Als Jan vervolgens zijn buurman Karel – een eigenbemoeier – mee te krijgen om iets te ondernemen door te wijzen op het gevaar van de opwarming van de aarde, zal die allereest denken ‘wat krijg ik ervoor terug als ik iets doe?’. Omgekeerd zal Karel juist een gezamenlijke actie willen starten als het Provinciebestuur besluit een grote windmolen in hun wijk te plaatsen: hij krijgt last van herrie, verslechterd uitzicht en waardevermindering van zijn huis – terwijl veel anderen in de gemeente geen windmolen voor de deur krijgen en nergens last van hebben. Altruïstische buurman Jan zal beamen dat zij er allebei last van hebben, maar dat offer graag willen brengen om een bijdrage te kunnen leveren aan het goede doel.

 

Iedere soort samenwerker stelt dus andere voorwaarden om aan een gezamenlijke actie mee te doen. Om het nog lastiger te maken wordt iedere soort emotioneel om andere dingen. Altruïsten worden emotioneel vanwege het grote gevaar dat er dreigt, het enorme onrecht dat ze zien gebeuren enzovoorts. Het is ook juist die emotie waardoor ze überhaupt gemotiveerd zijn om in actie te komen: zoals Nico Frijda heeft laten zien zijn emoties belangrijke overlevingsmechanismes voor individuen omdat ze zorgen dat mensen als het erop aan komt acuut de juiste dingen doen – of laten. Emoties ‘overrulen’ daarbij vaak ook rationeel nadenken, waar evolutionair gezien in crisissituaties meestal geen tijd voor was. Evolutionair gezien zijn de drie krachtigste reacties op emoties vluchten, vechten of bevriezen: maken dat je weg komt, de confrontatie aangaan om de bron van de bedreiging weg te nemen of jezelf als het ware onzichtbaar maken in de hoop dat het gevaar aan jouw voorbij gaat of je krachten sparen zolang je nog niet weer wat de juiste actie is. Altruïsten zijn in die zin vechters.

Eigenbemoeiers zullen emotioneel worden als iemand zich te veel met hen bemoeit en ze hun vrijheid ingeperkt zien worden. Ook kunnen ze emotioneel worden als ze vinden dat anderen veel beter beloond worden dan zijzelf, iets dat ze als zeer onrechtvaardig ervaren. In beide gevallen zullen ook zij in actie willen komen, om hun vrijheid te beschermen en eerlijke beloningen te eisen. Een vechtreactie dus.

Voorwaardelijke groepsgerichten zullen emotioneel worden als ze ontdekken dat anderen veel minder inspanning leveren voor de gezamenlijke actie dan zijzelf. Ze voelen zich bedonderd door anderen of zelfs als “gekke Henkie” voor schut gezet. Hun reactie zal zijn om te vluchten en zich helemaal uit de samenwerking terug te trekken – en als dat niet kan kiezen ze voor bevriezen en brengen ze hun inbreng in de gezamenlijke actie tot het minimum terug.

Sterke voorwaardelijke groepsgerichten worden eveneens emotioneel wanneer anderen er de kantjes vanaf lopen – en gaan helemáál uit hun dak als er anderen zijn die voordeel behalen door zich niet aan de regels te houden terwijl alle anderen dat wel doen. Denk aan de ergernis bij automobilisten in de file als iemand de vluchtstrook gebruikt om er snel langs te komen. Hun reactie is vechten: ze willen de nalatigen of overtreders aanspreken op hun gedrag en liefst  straffen. Pas als dat niet kan zullen ook zij kiezen voor vluchten of bevriezen.

Ook deze verschillen tussen de soorten samenwerkers kunnen een behoorlijk mijnenveld vormen in interacties tussen mensen uit deze groepen. Als bijvoorbeeld sterke voorwaardelijke samenwerkers strenge regels en hoge straffen willen om nalatigen en overtreders in het gareel te krijgen, zullen de eigenbemoeiers emotioneel kunnen reageren omdat daarmee hun vrijheid wordt bedreigd.  

 

Gezien het bovenstaande lijkt het bijna onbegonnen werk om een goedlopende samenwerking van de grond te krijgen. Gelukkig hebben Fehr en zijn collega’s ook laten zien dat als je een evenwichtige mix van alle vier de soorten samenwerkers in de juiste organisatievorm bijeenbrengt een soepele samenwerking bijna vanzelf ontstaat. Cruciaal is daarbij dat er manieren zijn om de nalatigen en overtreders toch voldoende inbreng te laten leveren – bijvoorbeeld doordat de sterke voorwaardelijke samenwerkers ze daarop kunnen aanspreken of dat er een toezichthouder of handhaver is die dat voor zijn rekening neemt. In dat geval zullen de voorwaardelijke en de sterke voorwaardelijke samenwerkers vol meewerken aan de gezamenlijke actie. En dan levert de collectieve actie ook voldoende op om te kunnen zorgen dat de eigenbemoeiers er ook baat bij hebben om een serieuze bijdrage te leveren. En dan ‘gaat het motortje goed draaien’ en zullen ook de altruïsten in hun nopjes zijn omdat het doel van de gezamenlijke actie bereikt wordt.

In zo’n samenwerkingsvorm geldt bovendien dat bij conflicten tussen twee verschillende soorten samenwerkers de andere twee soorten een bemiddelende rol kunnen spelen en de potentiële spanning eraf kunnen halen. Dan is er niet alleen sprake van een goede dynamiek in een samenwerking maar ook van voldoende cement om de boel bij elkaar te houden.

 

Om dit voor elkaar te krijgen is het bovenal belangrijk om letterlijk weer bij elkaar te komen, gewoon fysiek op gezamenlijk terrein en met elkaar in gesprek te gaan, naar elkaar te luisteren en samen te proberen te ontdekken hoe we een bepaald probleem zo kunnen oplossen dat de samenwerking voor iedereen voordeel heeft – en het geheel meer is dan de som der delen.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.